Aanpassingen auteurscontractenrecht, wat verandert er voor journalisten?

dinsdag 8 juni 2021

De binnen Europa overeengekomen afspraken uit de DSM-richtlijn zijn omgezet in Nederlands recht. Deze richtlijn heeft als doel om het auteursrecht te moderniseren, zodat rekening kan worden gehouden met technologische ontwikkelingen en nieuwe distributiekanalen. Maar deze richtlijn is ook geschreven om de positie van de makers te versterken. Het omzetten van de regelgeving gebeurt door middel van een implementatiewet die op 7 juni in werking is getreden.

Fotojournalisten demonstreren in 2019 in Den Haag tegen lage tarieven en voor behoud van het auteursrecht. Foto: Piet den Blanken/Hollandse Hoogte

De DSM-richtlijn bevat - naast een heleboel regels op andere terreinen - zes bepalingen die betrekking hebben op het auteurscontractenrecht. Het betreft de artikelen 18 tot en met 23 van de richtlijn. Implementatie van deze artikelen heeft gevolgen voor de Wet Auteurscontractenrecht (Wet ACR) en daarmee dus ook voor (foto)journalisten als auteursrechthebbenden.

Wet Auteurscontractenrecht

De Wet ACR werd in Nederland in 2015 als een onderdeel van de Auteurswet ingevoerd. Doel was om de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van de exploitanten van hun werk te verstevigen. Daarnaast zou de wet de verdienmodellen van zelfstandige makers moeten verbeteren. Om dit te bereiken werden er onder meer twee nieuwe vergoedingsrechten voor makers geïntroduceerd: het recht op een billijke vergoeding (artikel 25c lid 1 Aw) en het recht op een aanvullende billijke vergoeding bij exploitatiesucces, de bestsellerbepaling (artikel 25d Aw).

Rechtszaak tegen DPG Media

De wetsbepaling rondom de billijke vergoeding leidde in 2019 tot een spraakmakende uitspraak voor twee NVJ-leden, Brit van Uem en Ruud Rogier, in een zaak tegen uitgever DPG. De kantonrechter bepaalde dat de aan hen betaalde vergoeding voor freelance tekst- en fotowerken 50 procent moest worden verhoogd. In mei 2021 startten twee andere NVJ-leden een soortgelijke zaak tegen DPG.

Makers profiteren nauwelijks van de wet

Toch blijkt uit een evaluatie van de Wet ACR in oktober 2020 dat makers in bredere zin nog maar nauwelijks profiteren van de wet. Uit angst voor het verlies aan opdrachten wordt nauwelijks aanspraak gemaakt op de in de wet neergelegde rechten. Ook de door de wet beoogde verbetering van de verdienmogelijkheden van makers is in de praktijk niet waargemaakt. Het is er in de journalistiek eerder slechter op geworden doordat uitgevers een steeds ruimere licentie verlangen voor een gelijkblijvende vergoeding.

Op het eerste gezicht verandert er niet heel veel na 7 juni 2021. De meeste van de DSM-bepalingen over het auteurscontractenrecht gaan over onderwerpen die al in de Auteurswet stonden. Zo komt de ‘billijke vergoeding’ voor de verlening van exploitatiebevoegdheid uit artikel 25c lid 1 van de Auteurswet overeen met de ‘passende en evenredige vergoeding’ uit artikel 18 van de DSM-richtlijn. Aanpassing werd niet nodig geacht. Wat verandert er dan wel?

Belangrijk is allereerst dat na de implementatie diverse begrippen uit het Nederlandse auteurscontractenrecht moeten worden uitgelegd aan de hand van de Europese regels uit de DSM-richtlijn. Interpretatiegeschillen kunnen voortaan worden voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Transparantieverplichting

Inhoudelijk gaat de DSM-richtlijn maar op één onderdeel echt verder dan de Wet ACR. In artikel 19 van de DSM-richtlijn is een zogenaamde transparantieverplichting opgenomen. Dit is een verplichting die in deze vorm nog niet bestond in het Nederlandse auteurscontractenrecht. In de implementatiewet is de transparantieplicht opgenomen in een nieuw artikel in de Auteurswet, art. 25ca Aw.

Een exploitant van auteursrechtelijke werken is op grond van deze bepaling  vanaf volgend jaar verplicht om makers jaarlijks actuele, relevante en volledige informatie te verstrekken over de exploitatie van hun werken. Denk hierbij aan de wijze van exploitatie, alle voorgebrachte inkomsten en de verschuldigde vergoeding. Deze informatieplicht geldt ook voor licentienemers en sub-licentienemers.

Inzage in omvang en opbrengst

Dit lijkt goed nieuws voor de makers. Doordat zij eindelijk inzage krijgen in de omvang én opbrengst van hun werk kunnen zij veel beter dan nu het geval is  aanspraak maken op de billijke vergoeding waarop zij recht hebben. Hetzelfde geldt voor een eventueel beroep op de bestsellerbepaling, die makers recht geeft op een aanvullende vergoeding indien de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding te laag is gelet op de opbrengsten.

Zijn er dan geen addertjes onder het gras? Misschien wel. De informatieverplichting geldt niet, indien het aandeel van de maker bij de totstandkoming van het gehele werk niet ‘significant’ is. Daarbij kan worden gedacht aan figuranten in een film. Bovendien is de informatieplicht beperkt tot ‘de onder omstandigheden redelijkerwijs te verwachten informatie’ als de administratieve lasten van het verstrekken van de informatie gelet op de exploitatie-inkomsten van het werk aantoonbaar onevenredig zijn. Het is dan wel aan de exploitant om deze onevenredigheid  aannemelijk te maken.

Het wordt interessant om te zien hoe de uitgevers in de journalistiek omgaan met deze nieuwe verplichting. Het duurt helaas dus nog even voordat de effecten van de nieuwe transparantieplicht merkbaar worden. Om de markt tijd te geven om aan deze nieuwe verplichting te voldoen, treedt artikel 23ca Aw pas op 7 juni 2022 in werking.

Auteur: Maarten van den Berg, NVJ Advocaten & Juristen