Geluiden uit de sectie Plus+

dinsdag 15 september 2020

OPINIE - Een opiniebijdrage over de effecten van het pensioenakkoord van sectie PLUS bestuurslid Nicoline Maarschalk Meyer.

De uitkomsten van Pensioenakkoord hebben voor alle partijen (te) veel open einden. Maar de ruim 3 miljoen gepensioneerden tasten het meest in het duister. Hier wreekt zich ontoereikende belangenbehartiging zeer. Terwijl gepensioneerden wettelijk wèl evenredig vertegenwoordigd moeten zijn in pensioenfondsbesturen en toezichtsorganen, zijn ze niet uitgenodigd aan de onderhandelingstafel, en ook niet vertegenwoordigd in een relevante SER-commissie, waar jongeren wel een plek hebben. Daardoor hebben gepensioneerden gedurende het hele onderhandelingsproces, hoewel het om hun grootste (en vaak enige) vermogen gaat, geen stem van enige betekenis. Het is dan ook niet zomaar dat juist de pensioenparagrafen in het akkoord voor een groot deel nog niet ingevuld zijn. Vakbondssenioren waren natuurlijk wel betrokken, maar die vertolken terecht vooral de belangen van hun eigen (oud-leden) segment, dat niet altijd synchroon loopt met alle andere gepensioneerden.

Het is onvoorstelbaar dat gepensioneerdenkoepels zich niet hebben verzet tegen de volkomen ongelijke uitgangspositie bij de totstandkoming van een akkoord dat zoveel impact heeft op de financiële situatie van deze grote bevolkingsgroep. Zo worden de toegezegde aanspraken (70% van gemiddeld loon) straffeloos omgezet in een volkomen onzekere (want in principe variabele) uitkering die – kort gezegd – door het beursklimaat wordt bepaald. Je als deelnemer alsnog verzetten tegen deze merkwaardige wisseltruc wordt onmogelijk. Minister Koolmees zet tijdens de gehele transitie naar het nieuwe systeem het individuele bezwaarrecht tegen het omzetten van opgebouwde aanspraken (artikel 183.2 Pensioenwet, de nachtmerrie van ieder pensioenfonds) eenvoudig buiten werking. Alleen collectief verzet, door een verantwoordings- of belanghebbendenorgaan van een pensioenfonds, is nog mogelijk maar maakt geen kans. De sociale partners die het akkoord nu juist hebben gesloten, zijn in VO’s en BO’s tegenover gepensioneerden altijd in de meerderheid.

Volgens professor Erik Lutjens, die al tientallen jaren het pensioen-onderzoekscentrum aan de VU leidt, is ‘het vervangen van vastgestelde pensioenen door onzekere pensioenen, zonder dat de belanghebbende daar iets over te zeggen hebben, in strijd met de eigendomsbescherming.’ Dat geldt volgens Lutjens ‘zeker voor gepensioneerden, die niet aan de onderhandelingstafel hebben kunnen meebeslissen.’

Inmiddels haasten de onderhandelaars zich om in de euforie van langdurig hoge aandelenkoersen rooskleurige scenario’s voor te spiegelen. Het nieuwe akkoord zou mogelijk een hoger pensioen opleveren (80% ipv 70%) en indexering zou eindelijk weer in zicht komen. Dat dit voor 2027 tijdens de transitie naar het nieuwe systeem (‘invaren’ genoemd, alsof het om een gezellig bootreisje gaat) niet aan de orde zal zijn, wordt er niet al te duidelijk bij gezegd. Terwijl de kans groot is dat veel gepensioneerden eerder met kortingen te maken krijgen, omdat het vermogen bij een groot aantal pensioenfondsen volgens de gebezigde rekenmethode te weinig door kapitaal gedekt is om de overstap te maken. Als stok achter de deur hanteert DNB namelijk, tot het nieuwe stelsel van kracht is, nog steeds de onnatuurlijk lage crisis-rekenrente. En of de aandelenbeurzen na 2027, nadat alle Corona ellende over de economie is neergedaald, in dezelfde juichstemming verkeren, daar kun je beslist geen vergif op innemen.

Achterstand

In ieder geval is het de vraag of de achterstand voor gepensioneerden überhaupt nog valt in te halen. De ontwikkelingen grijpen zo zeer in elkaar dat het moeilijk zal zijn achteraf de belangen en voorwaarden van gepensioneerden in het pensioenakkoord te integreren. Posities zijn inmiddels ingenomen: werkgevers (waarvan de overheid zelf verreweg de allergrootste is!!) hebben bijzonder goede zaken gedaan. Waar in het akkoord van 10 jaar geleden de pijn nog enigszins eerlijk werd verdeeld, zijn werkgevers nu voortaan volledig vrijgesteld van iedere verantwoordelijkheid voor de oude dag van hun werknemers. Ze hoeven alleen nog de van te voren afgesproken vaste premie over te maken, die als vanouds een (nu vast en gemakkelijk te begroten) werkgeversdeel bevat. Dat is bepaald geen filantropie, maar gewoon een deel van de loonkosten dat niet direct wordt uitgekeerd maar wettelijk verplicht aan het pensioenfonds wordt overgemaakt. Hier zit meteen het structurele pijnpunt voor de vakbonden, die vooral gericht zijn op een gunstige cao. Omdat pensioen (arbeidsvoorwaarde) daar onderdeel van uitmaakt, zitten de bonden per definitie in een spagaat. Hun leden hebben over het algemeen weinig met pensioen, voor hen iets onbegrijpelijks voor later. Zij willen niet te lang doorwerken en iedere maand zoveel mogelijk geld op hun rekening. Dat motiveert vakbonden om vooral voor de AOW-leeftijd te gaan liggen en de premies liefst zo laag mogelijk te houden. Die gaan immers af van de afgesproken loonsom. Het heeft er alle schijn van dat deze prikkel heeft gezorgd voor de verbazingwekkende instemming met een pensioenstelsel waarbij geen percentage van het loon meer wordt gegarandeerd terwijl alle risico’s naar werknemers en gepensioneerden zijn verschoven.

Minister Koolmees, de privatiseringsgezinde regisseur van de overeenkomst (niet zonder reden door sommigen ‘AOW-akkoord’ genoemd), kan tevreden zijn: hij heeft met zijn twee petten op (als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid èn als de grootste werkgever van Nederland) het onderste uit de kan weten te halen. Zijn belangrijkste punten, afschaffing van de doorsneepremie (streep door solidariteit jong-oud) en uitsluitend nog premiepensioenen (geen risico voor werkgevers, beter toegankelijk voor commerciële partijen), stonden uiteraard wèl op papier en worden nu in allerijl – voor verkiezingen roet in het eten kunnen gooien – in wetteksten vervat. De debatten in de Tweede en de Eerste Kamer lijken geen echte hindernis te vormen. De meerderheid van de kamerleden – zoals we al bij het debat tijdens het reces hebben kunnen zien – tonen weinig belangstelling voor het pensioendossier, dat door een overmaat aan nodeloos ondoorgrondelijk jargon de meeste kiezers niet aanspreekt en dus geen snel politiek succes genereert.

De pensioenfondsen, die uiteindelijk met het akkoord aan de slag moeten, hunkerden naar duidelijkheid, na tien jaar de klappen te hebben opgevangen van de absurde, door crisisbeheersing en opkoopprogramma’s gemanipuleerde rekenrente. Vakbonden en werkgevers, die wettelijk zijn vertegenwoordigd in besturen en toezichtorganen van de pensioenfondsen, weten maar al te goed dat – in ieder geval boekhoudkundig – de financiële rek er zo langzamerhand echt uit is. Dat zal de drang tot een akkoord zeker niet getemperd hebben. De belangrijke strijdpunten voor de pensioenfondsen, zoals afschaffing van de onwerkbare rekenrente en behoud van collectiviteit, staan inmiddels op papier en met de huidige digitale mogelijkheden is vrijwel iedere verdere invulling van het akkoord te administreren.

Prijskaartje

Wie – zoals Sectie Plus+ – de ontwikkelingen al jaren volgt, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de afwezigheid van gepensioneerden bij de totstandkoming van het Pensioenakkoord de onderhandelaars helemaal niet slecht uitkwam. Er hangt namelijk – zoals aangegeven bij ‘Hoofdlijnen’ – een exorbitante prijskaart aan alle ambitieuze plannen. Zo moeten bij de door Koolmees/D66 felbegeerde afschaffing van ‘doorsneepremie’ toch op z’n minst de 40-plussers worden gecompenseerd. Anders levert de overgang naar het nieuwe systeem hun niet het pensioen op waar ze in het begin van hun loopbaan in feite te veel premie voor hebben afgedragen. Kosten: minstens 60 miljard.

Het ‘invaren’ zelf gaat ook wat kosten. De collectieve waardeoverdracht van het gespaarde pensioenvermogen van een fonds moet wel toereikend zijn om de deelnemers (werkend en gepensioneerd) bij overstap een spaarpotje in overeenstemming met hun eerdere aanspraak aan te bieden. De huidige rendementsberekening (die tot het nieuwe stelsel van kracht blijft) veroorzaakt zoals het er nu uitziet een verlaging van de dekkingsgraad met 6%. Fondsen die nu al onder 90% zijn gezakt hebben zo nog heel wat in te lopen voordat ze het pensioenvermogen van hun deelnemers zonder schade over kunnen zetten. En wat te denken van het kolossale pensioenkapitaal (inmiddels bijna 1700 miljard) dat, mede door het uitblijven van indexatie aan spaarders en gepensioneerden, binnen 10 jaar verdubbelde, precies de jaren waarin sommige gepensioneerden 18-25% koopkracht zagen verdampen. Wanneer het vorige akkoord 10 jaar geleden niet zou zijn getorpedeerd, waren hun pensioenen wèl ieder jaar aan de prijsstijgingen aangepast. Begrijpelijkerwijs eisen deze mensen compensatie.

Of compensatie voor het door niet indexeren misgelopen vermogen ook wordt verleend valt nog te bezien; zolang de belangenbehartigers van de gepensioneerden geen openingsbod in cijfers presenteren, maar om vage begrippen hanteren als ‘fatsoenlijke compensatie’ vragen, zal het wel zo’n vaart niet lopen. Beter zouden deze vertegenwoordigers zich sterk kunnen maken voor de berekening van spaarpotten tegen de toekomstige, veel gunstiger rekenrente, wat de kans op extra middelen voor compensatie aanzienlijk zou vergroten. Ook moeten ze de barricaden op voor behoud van individueel bezwaarrecht – desnoods onder bepaalde voorwaarden – tijdens de transitie, met de harde toezegging dat er tijdens de overstap naar het nieuwe stelsel niet op de pensioenen zal worden gekort.

Het is geen overbodige luxe hier duidelijke afspraken over te maken. Regisseur Koolmees heeft al in klare taal te kennen gegeven dat de overheid geen cent aan de stelselwijziging gaat meebetalen en sociale partners zijn niet in de positie dat te doen. Dus de blik is gretig gericht op het kolossale pensioenvermogen dat in de fondsen ligt opgetast. Wanneer gepensioneerden zich nu nergens gaan weren, is de kans groot dat hun pensioenfortuin wordt aangewend om diezelfde gepensioneerden (en de werkende deelnemers) kosteloos van hun opgebouwde zekerheden te ontdoen.