Checklist programmastatuut Omroep

Instellingen die zendtijd hebben verkregen voor lokale of regionale omroep zijn bij wet verplicht om een programmastatuut op te stellen waarin de redactionele onafhankelijkheid van omroepmedewerkers wordt gewaarborgd.
Dit is in artikel 64b en art. 64 lid 1 sub d van de Mediawet geregeld. De wet stelt echter verder geen inhoudelijke eisen aan zo’n statuut. Er wordt slechts gesteld dat dit statuut na overleg met het journalistieke personeel tot stand dient te komen. De hierna volgende checklist kan voor omroepen en programmamakers als richtsnoer dienen bij de vaststelling van een journalistiek verantwoord programmastatuut.

Een programmastatuut dient in ieder geval de volgende 5 elementen te bevatten:

1. Omschrijving doelstelling en identiteit;

Hierin worden de uitgangspunten van het programmabeleid omschreven. Een omroep zal hier haar hoofdtaak omschrijven als verschaffer van informatie vanuit een bepaalde visie of overtuiging.
Regionale omroepen zullen als hoofdtaak opvatten het verschaffen van informatie over de betreffende regio via radio, televisie en internetprogramma’s.
Ook de publieke status van de zender is relevant en dient omschreven te worden.

In het modelstatuut staat in artikel 4 een voorbeeldomschrijving van een doelstelling/identiteit voor een regionale omroep opgenomen.

2. Journalistieke onafhankelijkheid

Hierin wordt de onafhankelijkheid van de berichtgeving en programmamaker gegarandeerd. Een scheiding tussen reclame- en sponsoractiviteiten enerzijds en programma-inhoudelijke activiteiten anderzijds zal hier duidelijk omschreven moeten worden.

In artikel 5 van het modelstatuut wordt de onafhankelijkheid van de redactie(s) omschreven.

3. Journalistieke eindverantwoordelijkheid en bevoegdheden

Een redactiestatuut zal een eindverantwoordelijke moeten aanwijzen voor vorm en inhoud van de programma’s. Het is van groot belang dat deze verantwoordelijkheid ligt bij een hoofdredacteur, als rechtstreeks gedelegeerde van het bestuur van de omroep.

Een hoofdredacteur moet gevrijwaard blijven van politieke (provinciale) druk en commerciële belangen. De taken van de hoofdredacteur dienen dan ook onderscheiden te worden van die van de zakelijk eindverantwoordelijke, de directeur.

De NVJ is van mening dat deze verantwoordelijkheden door twee aparte personen moeten worden ingevuld.

Alhoewel de praktijk (zie paragraaf 4) wel eens anders uitwijst, zouden de regionale omroepen volgens de NVJ moeten streven naar een heldere scheiding. Alleen dan kan een programmastatuut optimaal functioneren .

ROOS constateert dat die scheiding meer en meer praktijk wordt bij de omroepen, maar wijst erop dat soms praktische of principiële bezwaren een scheiding belemmeren.

Een voorbeeldartikel treft u in artikel 6 van het modelstatuut.

4. Medezeggenschap programmamedewerkers

Programmamakers behoren over een aantal zaken te kunnen meepraten. Bij belangrijke beslissingen van hoofdredactie of directie, die invloed kunnen hebben op de inhoud van het medium, moet de redactie zeggenschap hebben.
Hierbij kan gedacht worden aan het ontslag en de benoeming van leden van de hoofdredactie, een wijziging van de journalistieke koers of identiteit, een ingrijpende verandering van budget of een besluit tot fusie.
Bij een beperkte omvang van een redactie kan hiertoe een plenaire redactievergadering worden gehouden, bij een grotere omvang kan een gekozen afvaardiging uit de redactie (redactieraad) de medezeggenschapstaak op zich nemen.

In artikel 8 en 9 van het modelstatuut wordt de medezeggenschapsrol van de redactie omschreven.

5. Rechten en plichten programmamedewerkers

Programmamakers onderschrijven de uitgangspunten van de omroep. Ze hebben immers zelf gekozen voor de identiteit die de omroep in haar statuut heeft omschreven. Daarbij nemen ze ook een aantal journalistieke grondbeginselen in acht zoals het betrachten van zorgvuldigheid en onpartijdigheid, objectiviteit en evenwichtigheid in hun berichtgeving.

Tot zover de plichten van de programmamaker zoals genoemd in artikel 5 van het modelstatuut.
Diezelfde journalistieke grondbeginselen verschaffen de maker ook een aantal rechten: Een programmamaker kan niet gedwongen worden om medewerking te verlenen aan een programma, dat hij in strijd acht met eerdergenoemde journalistieke beginselen.

Voorts kan de programmamaker zich verzetten tegen ingrijpende wijziging van de inhoud en onaangekondigd hergebruik of heruitzending. In geval van ingrijpende wijziging van de inhoud kan hij bedingen dat zijn naam niet langer vermeld wordt bij het programma(onderdeel).

In artikel 10 van het modelstatuut worden deze rechten verder uitgewerkt.

Overige vereisten voor een behoorlijk programmastatuut:

Het redactiestatuut dient onderdeel uit te maken van de arbeidsovereenkomst van de programmamedewerker. Zie artikel 15 modelstatuut.

Freelancers

Ook freelancers kunnen (gedeeltelijk) onder het statuut vallen. Met betrekking tot hun (persoonlijkheids)rechten zou een verwijzing kunnen worden opgenomen naar het programmastatuut in een (verbeterd) model opdrachtcontract.

Met betrekking tot medezeggenschap van freelancers zou een bepaling in het statuut kunnen worden opgenomen waarin staat dat de vaste medewerkers bepalen welke losse medewerkers toegelaten worden tot de redactievergadering (inclusief stemrecht bij verkiezing redactieraad). Zie artikel 8.4 van het modelstatuut.

Het statuut moet mediaonafhankelijk zijn. Het moet betrekking hebben op alle media-activiteiten, op radio, tv, internet alsmede op geschreven publicaties. Zie artikel 3.2 van het modelstatuut.