Gewone mensen

vrijdag 25 januari 2013

Werkgevers hebben graag soepele werknemers met flexibele contracten: op oproepbasis, als payroller, freelancer, of op tijdelijke basis. Werknemers hebben graag ‘vastigheid’. In de wettelijke regeling rond de tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft de wetgever geprobeerd tussen deze wensen te schipperen. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten, die na de afgesproken periode automatisch eindigen, zijn toegestaan, maar er zijn grenzen: niet meer dan drie op een rij bijvoorbeeld. Alleen in cao’s (zie bijvoorbeeld de Omroep-cao) mag daarvan ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

Los van toegestane afwijkingen in cao’s, zegt de wet dat het vierde contract in de rij vanzelf een contract voor onbepaalde tijd wordt (de ketenregeling). De keten breekt bij een onderbreking van meer dan drie maanden. Werkgevers, ook maar gewone mensen, hebben dus soms de neiging iemand na drie tijdelijke contracten de laan uit te sturen en na een periode van drie maanden weer opnieuw aan te nemen. Resultaat: geen vast contract, maar een nieuwe keten met weer de mogelijkheid drie tijdelijke contracten af te sluiten. Dat mag, heeft de Hoge Raad al een aantal jaren geleden vastgesteld, tenzij sprake is van een schijnconstructie, bijvoorbeeld omdat de werknemer op papier wel even weg is, maar feitelijk nog gewoon aan het werk.
Onlangs moest een Amsterdamse kantonrechter oordelen over een variant. De werknemer moest na het derde tijdelijke contract vertrekken, maar mocht na drie maanden wel weer terugkomen en het lagere inkomen in de WW-periode zou na terugkeer worden gecompenseerd met een hoger salaris. ‘Schijnconstructie’, vond de werknemer en omdat hij de werkgever kennelijk niet zo erg vertrouwde (ook hem was niets menselijks vreemd) had hij het gesprek waarin de werkgever hem dit voorstel deed, stiekem opgenomen. Probeer maar niet te ontkennen baas!
De kantonrechter vermeed het woord schijnhandeling, maar het aanbod had volgens de kantonrechter wel een ‘dubbel karakter’. De werkgever had in de visie van de kantonrechter door het lokkertje van het hogere salaris geprobeerd de werknemer te binden, maar zonder te kiezen voor een contract voor onbepaalde tijd. Foei. Geen lusten zonder lasten, vindt deze rechter en oordeelde dat een contract voor onbepaalde tijd was ontstaan. Fijn hoor voor de werknemer, maar een beetje raar is het wel: opnieuw aannemen na drie maanden mag volgens de Hoge Raad, maar opnieuw aannemen met een hoger salaris kan naar het oordeel van de kantonrechter Amsterdam dan weer niet door de beugel. Het lijkt erop dat de kantonrechter de werknemer gewoon wat aardiger vond dan de werkgever. Ook maar gewone mensen, die rechters.

25 januari 2013
Yvonne Berkeljon
Advocaat NVJ