Kantoortuin of keukentafel

woensdag 11 augustus 2021

Na de explosie van besmettingen van begin juli, kwam ook het advies “werk thuis, tenzij…”, weer terug. Alsof het praatje bij de koffie-automaat te vergelijken valt met het beschonken zweten op de dansvloer. Maar ja, onnavolgbare adviezen en richtlijnen zijn er wel meer geweest. Het schijnt overigens, zo zou uit onderzoek blijken, dat werknemers al thuiswerkend productiever zijn.

Ik ben dan vast een uitzondering: op thuiswerkdagen zijn er vele afleidende ommetjes naar wasmachine, tuin of koektrommel en waaiert de werkdag uit. Maar goed, de meesten zijn dus gedisciplineerder en buffelen minstens van 9 tot 5. Over het thuiswerken is in het afgelopen jaar ook geregeld geprocedeerd, want de vraag is toch: heb ik er recht op? En wie draait op voor de extra kosten van verwarming, koek en zopie? Om met dat laatste te beginnen: de thuiswerkvergoeding wordt zeker niet altijd uitgekeerd. In de publieke sector krijgt 67% een thuiswerkvergoeding van € 2,18 per dag, maar in de industrie is dat maar 42%. Wel werd vaak en snel de reiskostenvergoeding ingetrokken.

Een aantal procedures betrof de vraag of er een recht op thuiswerken bestaat. De meest recente ging tussen een administratiekantoor en een 61-jarige receptioniste. De werkgever was vanaf het begin duidelijk: “Ik ga ervan uit dat we met zijn allen onze schouders eronder zetten en dat IEDEREEN zijn eigen werk doet en op zijn eigen plaats gaat zitten. Zoals reeds in januari aangegeven wordt er niét van thuis uit gewerkt. Mocht iemand door de overheidsmaatregelen om welke reden dan ook niet willen of kunnen werken, dan kan men gerust thuisblijven tegen inleveren van verlofdagen.” Die zit. De receptioniste behoort tot een covid-risicogroep en heeft vanaf het begin kenbaar gemaakt dat zij alleen op haar werkplek wilde verschijnen als deze veilig was gemaakt. Dat veilig maken bleek in de praktijk nogal ‘houtje-touwtje’ en zo sleepte het conflict zich voort. Het loon werd ingehouden, de werkgever werd door de rechter veroordeeld tot betaling, maar deed dat niet: “Ik regel in ieder geval niks meer”, en uiteindelijk vraagt de werkneemster zelf ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bij wijze van extra vergoeding vraagt de werkneemster de loonsom van drie jaren en ook nog wat immateriële schadevergoeding. De kantonrechter gaat een heel eind mee. Van de gevorderde loonsom van drie jaar wordt de WW-uitkering afgetrokken, maar het restant moet de werkgever toch betalen.

In situaties waarin een werkgever wèl de noodzakelijke voorzorgen neemt en de werknemer niet tot een bijzondere risicogroep behoort zal het anders uitpakken. Thuiswerken is zeker nog geen recht, maar ook niet meer weg te denken. De gulden middenweg: altijd beter.