door Bianca Rootsaert, tot 2010 adjunctdirecteur Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), 29 februari 2012 in Trouw
door Bianca Rootsaert, tot 2010 adjunctdirecteur Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), 29 februari 2012 in Trouw
Gemeenten worden machtiger, maar bij de regionale pers dreigt een nieuwe ontslagronde. Wie controleert de gemeenten?
Sinds 2000-2001 verkeren alle uitgeverijen van dagbladen in een continu proces van reorganisatie en innovatie. Internet zorgde ervoor dat nieuws gratis werd. Door een gemis aan juridische bescherming konden uitgeverijen die investeerden in journalisten die het nieuws opspoorden en naar buiten brachten niet langer meer volledig profiteren van deze investering. Binnen een paar minuten stond het nieuws op andere sites die niet hadden geïnvesteerd, maar die door het nieuws te knippen en te plakken toch veel bezoekers naar zich toe wisten te trekken (en inkomsten wisten te genereren uit banners).
De gratis kranten die tegelijkertijd op de markt kwamen, werkten volgens hetzelfde principe. Op dat moment hadden uitgeverijen van dagbladen het al niet makkelijk doordat er concurrenten waren die hetzelfde werk deden, maar met publiek geld werden ondersteund: de landelijke en regionale publieke omroepen.
Uitgeverijen van dagbladen moesten zichzelf opnieuw uitvinden. Niettemin kwamen er partijen op de Nederlandse markt die financieel gewin zagen in deze bedrijven. Het bedrijf waaronder deze krant destijds viel, PCM Uitgevers, beleefde een zondvloed aan ellende omdat investeerders het geld er in een hoog tempo uittrokken. Een regionaal dagbladbedrijf als Wegener zag Mecom binnenkomen dat rendementseisen hanteerde die totaal buiten die nieuwe economische werkelijkheid vielen.
De problemen bij Wegener, inmiddels geen dagbladbedrijf meer maar een multimediale uitgeverij, hebben deze maand een vervolg gekregen: een nieuwe bezuinigingsronde waarbij er wederom een grote uitstroom van journalisten zal plaatsvinden. Dat is slecht nieuws. Niet alleen voor de journalisten zelf, maar bovenal ook voor de wijze waarop de samenleving functioneert.
De overheid brengt steeds meer taken onder bij lagere overheden, dus juist die regionale journalistiek wordt van groter belang. De controle op die toenemende macht in de regio is in handen van een slinkende groep journalisten. Natuurlijk zijn er nog de regionale omroepen, maar gelet op het relatief kleine aantal omroepjournalisten die hun nieuwsvoorziening bovendien deels halen bij die dagbladen, is de controle op overheden, organisaties en bedrijven niet meer toereikend.
Het is geen verhaal om blij van te worden. Maar het moet soms ergeren om te beteren, om Hans Verploeg te citeren, die vanwege zijn grote verdiensten als hoofd van de NVJ op 6 maart postuum de Prijs van het Vrije Woord zal krijgen. Aan de slag dus om al die slimme, goed doordachte rapporten die de afgelopen tien jaar geschreven zijn en die bovenstaande zorg deelden van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, van de commissie Brinkman eindelijk uit te voeren.
Een aantal voorstellen uit die rapporten: gemeenten moeten hun geld voor communicatie en advertenties ook besteden aan kranten/nieuwssites, regionale nieuwscentra om de oneigenlijke concurrentie tussen omroep en andere media op te heffen; een sterker Bedrijfsfonds voor de Pers gericht op het ondersteunen van de regionale journalistiek. En misschien zou de journalistiek zelf iets minder bevreesd moeten zijn voor steun. Bij de gesubsidieerde publieke omroepen wordt er kundig en onafhankelijk journalistiek bedreven.
Daarnaast is een grote taak weggelegd voor de uitgevers om de binding tussen hun ‘mediaproducten’ en de bewoners in de regio te verstevigen. Dat de regio-identiteit een economisch begrip kan zijn, zien we in Twente. Dankzij het voetbal is die regio uitgebouwd als een merk.
Het zou de gezamenlijke zorg van overheid en bedrijfsleven moeten zijn om de regionale nieuwsvoorziening op peil te houden. Zodat u en ik die in de regio wonen dat vertrouwen in de regionale samenleving kunnen blijven houden, omdat wij weten dat er journalisten zijn die er bovenop blijven zitten.