Het kan niet anders dan dat elke journalist snapt dat de vrede voorbij is en dat we ongelooflijk zuinig moeten zijn op het kostbare wat we hebben, persvrijheid. Aldus Folkert Jensma, vicevoorzitter van de NVJ en voorzitter van het Beleidsteam Persvrijheid van de NVJ. Over communicatieafdelingen, beroepscodes, en Sputnik/RT. ‘Voor mij is journalistiek altijd de grondwet in actie.’
Het gist en borrelt in deze tijd van polarisatie en bedreigingen, ook in de journalistiek. Er is behoefte aan antwoorden. Zijn we ons genoeg bewust van onze eigen persvrijheid? Moeten we ons als journalisten opnieuw beraden? En zo ja, waarop eigenlijk? Folkert Jensma: ‘Persvrijheid is de zuurstof die we inademen en waarvan we de aanwezigheid ons niet zo realiseren. Vrijheid, persvrijheid, hebben wij niet hoeven te bevechten. Het is als bij de bevrijdingsfestivals: als de muziek maar goed is. Maar het wordt almaar duidelijker dat persvrijheid helemaal niet vanzelfsprekend is.’
Wat acht je daarbij de grootste bedreiging?
‘Ik heb er twee: onveiligheid en onderbetaling. Bij onveiligheid bedoel ik intimidatie, bedreigingen, verruwing en aanslagen. Het ingooien van molotovcocktails bij een Groningse journalist staat op mijn netvlies gebrand. Je weet niet wat je ziet. Onderbetaling van freelancers vind ik meer een uitvloeisel van de Nederlandse luxe en welvaart, waarin we zijn gaan denken dat journalistiek er wel ergens bij gedaan kan worden en dat je daar niet al teveel budget voor over hoeft te hebben. Dat journalistiek er eigenlijk niet zo toe doet en dat het eigenlijk ook wel door communicatiemensen gedaan kan worden. Ik vind dat bedreigend want de journalist verliest hiermee positie, onderhandelingsmacht, maatschappelijk gewicht. Daarnaast vinden we een gesloten front van enkele grote uitgevers en omroepen tegenover ons die beslissen wat het speelveld is.’
Hoe kunnen we bij dat laatste onze positie bevechten?
‘We moeten onze maatschappelijke functie waar zien te maken en dat kun je deels door werkgevers te overtuigen wat onze meerwaarde is en wat de waarde van het product is. Dat is de onafhankelijke rol van de journalist. Vakmensen die de waarheid zoeken en daarin bescherming verdienen en onafhankelijkheid.’
In hoeverre zijn journalisten zich bewust van hun eigen rechten als het gaat om persvrijheid?
‘Mensen worden mede gevormd door de machtsverhoudingen die ze voor zich zien. Dan kan bijvoorbeeld het recht op inzage voor publicatie opgevat worden als een plicht tot inzage. Net zo goed als een journalist vaak denkt dat een embargo wordt opgelegd. Die scherpte ontbreekt weleens, vind ik. De poging van de één om jou te beperken is niet de plicht voor de ander om dat te aanvaarden. Het strenge embargo bij ‘Het verraad van Anne Frank’ was een nationale confrontatie, waar flink wat hoofdredacties achteraf spijt van zullen hebben gehad. Dit was allemaal zodanig knap ingestoken, geregisseerd, gespind, voorverkocht en uitonderhandeld, dat er totaal geen vrijheid meer was. En dan kun je maar beter afzien van zo’n embargo. Dan heb je meer in handen en een beter artikel.
Op het scherp van de snede de regels hanteren?
‘Ja. Je kunt wel dingen afspreken, maar besef dat je dan ook bezig bent om jezelf te beperken.’
Hebben we onze oren teveel laten hangen naar communicatieafdelingen en voorlichting?
‘Voorzichtig gezegd: die bepalen mede het gesprek. Bij het voorbereiden van een column over een conflict tussen een regionaal televisiekanaal en Jeugdzorg stond ik weer eens tot over mijn enkels in de klei van de communicatiewereld. Waar ik hoorde dat het televisiekanaal natuurlijk gevraagd was voor een overleg, omdat ‘we toch als een ketenpartner met elkaar goed willen kunnen omgaan’. Ketenpartner? Welke ketenpartner? Hun antwoord was dat we toch allemaal hetzelfde willen, namelijk dat het met de Jeugdzorg goed gaat. De organisatie begon dus journalisten in te lijven in hun eigen organisatorische doelstelling. Waarop ik hen duidelijk maakte dat het zo niet werkt. Het televisiekanaal heeft er als een buitenstaander naar gekeken en vragen gesteld, want dat is hun rol. En dát is nou exact waar het over gaat. Hou nou toch op met je ketenpartner. Lijf ons niet in.’
Hoe kunnen we dat ingeleverde terrein terugwinnen?
‘Ik geloof dat iedereen uit de journalistiek op scherp staat. Wat we nu meemaken is dat een autoritaire staat een andere staat binnenvalt, burgers vermoordt, het land probeert in te pikken en de hele staatkundige structuur vernielt. En daarbij alle vormen van medezeggenschap, inspraakvrijheid en mediavrijheid vernietigt. Dit hebben de generaties die nu werken nog nooit gezien. Ik zit er met open mond naar te kijken. Het dringt nog nauwelijks door wat dit betekent. Er is een informatieoorlog gaande en er moet een kant worden gekozen. Dit gaat over onze fundamentele vrijheden. Het kan niet anders of iedere journalist in Nederland snapt nu dat de vrede voorbij is en dat we ongelooflijk zuinig moeten zijn op het kostbare wat we hebben en moeten verdedigen. En dat we ons moeten herpakken.’
Als je naar het opkomstpercentage kijkt bij de gemeenteraadsverkiezingen lijkt het nog nauwelijks te zijn doorgedrongen hoe kostbaar die vrijheid is. Is er een relatie tussen lage opkomst – door onvrede of desinteresse – en hoe burgers de journalistiek beleven?
‘Ja. Iemand uit het beleidsteam Persvrijheid zei onlangs: “je moet de mensen de vrijheid leren om keuzes te kunnen maken”. Journalisten hebben daar een taak in. Het ontgaat nog teveel mensen waar die informatie vandaan komt, wie ervoor betaald heeft en welke bedoelingen erachter zitten. Daar ligt onze taak. Laten zien wat het verschil is tussen professionele journalistiek en informatie. Dat is je kans en je opdracht.’
Slechte journalistiek speelt gemarginaliseerde groepen in de kaart, zegt Fréderike Geerdink, ook lid van het beleidsteam Persvrijheid. Om dat te voorkomen moeten journalisten journalistieke ethiek en de Code van Bordeaux naleven.
‘Ja, je moet je bewust zijn van je maatstaven en je beroepsnormen. Ik heb herhaaldelijk gepleit voor een soort zelferkenningsregister. Waarom is er geen register waarin je zegt dat je akkoord gaat met de Code van Bordeaux, de Leidraad van de Raad van de Journalistiek, en dat je de NVJ Tarievencalculator toepast. Je laat op meerdere vlakken zien dat je toetsbaar bent en dat je eventueel aan geschillenbeslechting doet en dat je niet onder de marktprijzen werkt. Het is een soort zelfverleend keurmerk.’
Een keurmerk ligt altijd gevoelig
‘En terecht. Dit zijn gewoon je eigen standaardvoorwaarden. Er komt niemand aan te pas, niemand die jou een stempeltje geeft. Jij zegt dit van jezelf.’
In hoeverre komt dit onderwerp aan de orde binnen het beleidsteam?
‘Een van de onderwerpen is het levend maken van de beroepscode voor de journalistiek en de andere is de vraag of we iets zouden hebben aan beroepserkenning. Die vraag is delicaat en vraagt om meer fact finding. Er bestaan meerdere vormen van beroepserkenning voor journalisten en hoe functioneren die? Een voorbeeld is België. Nu zag ik dat er in België driehonderd erkende journalisten zijn. Dus veel zijn het er niet. De vraag is: heb je er wat aan en versterkt het of verzwakt het je beroep?’
Een aantal jaar geleden vond oud-rechter Egbert Myjer dat om een beroep op persvrijheid te kunnen honoreren er duidelijkheid moest zijn over wie er tot die beroepsgroep hoort, bijvoorbeeld door lidmaatschap van een club.
‘Het is een andere insteek, maar wel op hetzelfde gericht. Een soort legitimatie om je beroep uit te oefenen. Ik geloof alleen niet dat de Nederlandse journalistiek zich op enigerlei wijze zal laten vangen in een reglement, commissie, of in iets van deze aard. Er moet wel over de vraag worden nagedacht wie journalist is. Het is een vrij beroep en dat functioneert prima. Maar we zien wel een zware polarisatie met een grote onveiligheid als gevolg. Er is behoefte om het beroep van journalist beter te beschrijven, te profileren, te onderscheiden en dan kom je linksom of rechtsom toe aan deze vraag.’
Kan dit ook freelancers helpen bij de hele discussie over betalingen?
‘Natuurlijk. Freelancers hebben last van dat grijze gebied waarin ze functioneren en het is soms lastig om aan hun opdrachtgevers duidelijk te maken wat hun meerwaarde als journalist is.’
Even terug naar de fundamentele vrijheden. In maart werden de websites van RT en Sputnik News in de EU verbannen. De NVJ heeft zich hiertegen fel uitgesproken en wil een gerechtelijke procedure opstarten.
‘Dat is nog in onderzoek. Eerst is er nog een andere rechtsgang. RT France is bij het Hof van Justitie in Luxemburg tegen de geldigheid van dit verbod in bezwaar gegaan. Het is interessant om dit af te wachten.’
De NVJ maakt vooral bezwaar tegen het verbod zonder parlementaire beslissing of rechterlijke toetsing.
‘Het verbod is een verlenging van een sanctiemaatregel uit 2014 toen de Krim werd bezet. Een soort economische sanctie, waarbij het belang van de vrijheid van meningsuiting een ondergeschikte rol speelt. Dat is natuurlijk een zeer vergaande beperking. Het doorgeven van RT en Sputnik door wie dan ook is feitelijk strafbaar. Dat betekent dat ook de media zijn uitgesloten van toegang, er is geen exceptie voor journalisten. In het verbod zitten twee voorwaarden waaronder de blokkade vervalt: ten eerste dat de oorlog voorbij is en ten tweede als de Raad van Ministers van oordeel is dat RT en Sputnik opgehouden zijn met propaganda. Daar zit de angel. De Europese Raad gaat hier beslissen op inhoud. Dat is in strijd met het censuurverbod. Daar lopen de rillingen van over je rug. Het is toch aan mij om te bedenken of dit propaganda is of niet? Dit is een hele enge ontwikkeling. We horen het deze weken veel: in tijden van oorlog sneuvelt de waarheid als eerste en de televisiekanalen als tweede. We hebben het hier over de kern van de democratische rechtstaat. Dit gaat over burgerrechten. En voor mij is de journalistiek toch altijd de grondwet in actie.’
Folkert Jensma, vice-voorzitter van de NVJ en voorzitter van het Beleidsteam Persvrijheid van de NVJ. Jensma was van 1996 tot 2006 hoofdredacteur van NRC Handelsblad en bleef daarna aan NRC verbonden als juridisch redacteur (columns, commentaren en rechtbankverslagen). Van 2011 tot 2018 was hij bestuursvoorzitter van de Raad voor de Journalistiek en tot 2020 bijna dertien jaar voorzitter van het Persvrijheidsfonds.
Foto: Fenna Jensma